e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuit kuit: kø.t (Borgloon) kuit (van een been) [ZND m] III-1-1
kuitbroek pofbroek: pūvbruk (Borgloon), rijbroek: reiəbroek (Borgloon) kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)] III-1-3
kunst kunst: kø.ṇs (Borgloon) Kunst. [ZND m] III-3-2
kunstmest engrais: ǭ`grę (Borgloon), stoffen: stou̯.fǝ (Borgloon) Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10] I-1
kussenleder leer: lēi̯r (Borgloon) Leren bekleding van de haamkussens. [N 13, 4; N 36, 17] I-10
kussensloop kussenkleed: kø&#x0304səkleͅi̯t (Borgloon, ... ), køͅsəkleͅi̯.t (Borgloon, ... ) de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)] III-2-1
kussentje op het hoofd kussentje: køysəkə (Borgloon), wijm?: wēəm (Borgloon) kussentje op het hoofd bij het dragen van korven [vritsjel, wusj] [N 25 (1964)] III-1-3
kwaadspreekster klappei: klapai (Borgloon), kwaaitong: koew tong (Borgloon), kø͂ͅtən (Borgloon) vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)] III-1-4
kwaal kwaal: kwòeël (Borgloon) Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)] III-1-2
kwartel koetferguut: Frings  kutfərgut (Borgloon, ... ), kwakkel: kwakkel (Borgloon, ... ), Frings  kwakəl (Borgloon, ... ) kwartel [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)] III-4-1