24202 |
kwartelkoning |
bemschaar:
Frings
beͅmsxēͅr (Q156p Borgloon)
|
kwartelkoning (27 ook alleen te horen; s zomers; in grote weiland; tegen de avond en s nachts; zeldzaam; roep [rrerrrp, rrerrrp] of er over een kam wordt gestreken [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
ps. omgespeld volgens Frings.
kwārtjə (Q156p Borgloon)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32254 |
kwast, noest |
knook:
knook (Q156p Borgloon)
|
Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.]
II-12
|
24880 |
kweek |
pettem:
pɛtǝm (Q156p Borgloon)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88]
I-5
|
33552 |
kweepeer |
kweekpeer:
kweͅikpeər (Q156p Borgloon)
|
[ZND 29 (1938)]
I-7
|
19105 |
kwezel |
kwezel:
kwēī.zəl (Q156p Borgloon),
wān kwēi.zəl (Q156p Borgloon),
wa’n kwezel (Q156p Borgloon)
|
Kwezel. [ZND m] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
17692 |
kwijl |
spuw:
spàù (Q156p Borgloon),
zever:
zêjver (Q156p Borgloon)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
be zijn staart houwen:
bee zene stat howe (Q156p Borgloon),
kwispelen:
kwispele (Q156p Borgloon)
|
kwispelstaarten [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
21668 |
kwitantie |
kwitantie:
ps. omgespeld volgens Frings.
kətansə (Q156p Borgloon),
kətānsə (Q156p Borgloon)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24925 |
laag grond |
laag:
lowg (Q156p Borgloon),
ps. omgespeld volgens Frings.
lūx (Q156p Borgloon),
laang:
lûŋ (Q156p Borgloon)
|
laag (znw.) [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-4
|