e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lied, liedje lied: e liit (Borgloon), lit (Borgloon), liedje: liedje (Borgloon), liitsje (Borgloon), litsche (Borgloon), litsje (Borgloon), litsjə (Borgloon) Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || lied [GTRP (1980-1995)] || Lied. [Willems (1885)] || Lied: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] || Liedje. [ZND m] III-3-2
liefde liefde: livdə (Borgloon) Liefde. [ZND m] III-3-1
liegen liegen: li.jge (Borgloon), lī.gə (Borgloon, ... ) liegen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-3-1
lies lies: lis (Borgloon) Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12
lieveheersbeestje smoutbeestje: ook in ZND 16, 006  smāādbēēske (Borgloon) lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)] III-4-2
liggen liggen: lije (Borgloon), liə (Borgloon) liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2
lijfbieden, prolapsus vaginae (de) koning stoten: (de koe) styt dǝ kø̜u̯neŋ (Borgloon) Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a] I-11
lijkbidder lijkbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  leekbiər (Borgloon, ... ) lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2
lijnzaad, vlaszaad lijnzaad: lęi̯nzāǝt (Borgloon) Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5
lijnzaadmeel lijzaadmeel: līzuǝtmīl (Borgloon), lijzendmeel: lēi̯zǝtmīl (Borgloon) De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31] I-5