20725 |
limburgse kaas |
oude kaas:
ākē(j)s (Q156p Borgloon),
stinkkaas:
stenkēͅ(j)s (Q156p Borgloon),
(stinkkaas) = Hervese.
sti.ŋkēəs (Q156p Borgloon)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33676 |
limburgse klei |
leem:
lēi̯m (Q156p Borgloon),
lęi̯m (Q156p Borgloon),
zware leem:
zwǭrǝ lęi̯m (Q156p Borgloon)
|
Vraag N 27, 42 vroeg naar benamingen voor löss of ø̄Limburgse kleiø̄ en vraag N 27, 45 naar die voor de ø̄bruine, taaie, Limburgse klei, vooral langs hellingenø̄. Op grond van de antwoorden zijn deze vragen tot √©√©n lemma versmolten. Van Dale (elfde druk, blz. 1610) definieert löss als volgt: ø̄vruchtbare, weinig plastische leemsoort, licht vuilgeel of roodgeel van kleur, in Nederland ook wel Limburgse klei genoemdø̄. [N 27, 42; N 27, 45; N 27, 33]
I-8
|
24486 |
linde |
linde:
lenə (Q156p Borgloon)
|
lindeboom [ZND m]
III-4-3
|
21478 |
liniaal |
regel:
enə rēī.gəl (Q156p Borgloon)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
17867 |
links, linkshandig |
links:
leŋks (Q156p Borgloon)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse, een -:
en leŋksə (Q156p Borgloon)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijwaad:
lēvǝt (Q156p Borgloon)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
lep (Q156p Borgloon),
lip (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon,
Q156p Borgloon,
Q156p Borgloon),
lipə (Q156p Borgloon)
|
Bovenlip (bovenlip, bovenste lip) [N 106 (2001)] || lip [RND], [ZND m] || Onderlip (onderlip, onderste lip) [N 106 (2001)] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
li ̝p (Q156p Borgloon)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
(zie na) lis:
powerleejs (Q156p Borgloon),
lis:
leejs (Q156p Borgloon),
lēīs (Q156p Borgloon)
|
lis [ZND 29 (1938)] || soorten lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|