17849 |
meegaan |
meegaan:
Frings.
mēgōͅn (Q156p Borgloon),
meegaan bet:
Frings.
da goͅn və bə ux mēə (Q156p Borgloon)
|
Dan gaan we met u mee. [ZND 04 (1924)] || Waar gaat ge heen, willen we met u meegaan ? [ZND 04 (1924)]
III-1-2
|
21038 |
meel |
meel:
miǝl (Q156p Borgloon)
|
Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b]
II-3
|
24421 |
meelmijt |
meelmade:
idiosyncr.
meelmauə (Q156p Borgloon),
meelworm:
mēəlwø̄rəm (Q156p Borgloon)
|
mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33150 |
meelschepje |
meelschoep:
mēlsxup (Q156p Borgloon),
schupper:
sxøpǝr (Q156p Borgloon)
|
Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b]
I-4
|
24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelworm:
mēəlwø̄rəm (Q156p Borgloon),
idiosyncr.
meelwörm (Q156p Borgloon)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25524 |
meelzeef |
teems:
tems (Q156p Borgloon)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.]
II-3
|
34229 |
meer melk gaan geven |
aangaan:
(de koe) gɛt ǭn (Q156p Borgloon),
bijkomen:
(de koe) kymp bę̃i̯ (Q156p Borgloon)
|
[N 3A, 68]
I-11
|
20407 |
meerderjarig |
meerderjarig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
meirdərjéúrəg (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon,
Q156p Borgloon)
|
meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
24209 |
meerkoet |
foulque (fr.):
cf Fr. foulque
fulək (Q156p Borgloon)
|
meerkoet (38 witte bles en bek; niet zo algemeen; niet op kleine watertjes; meestal met velen bijeen; roep keffend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21273 |
meester |
meester:
adzjə vöyl van pa, van mam van naŋk ɛn tant, van də mɛstər en van də gəbyr, van də schɛ.inəwɛrkər (Q156p Borgloon),
mestər (Q156p Borgloon),
miəstər (Q156p Borgloon)
|
(school)meester [RND] || Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)] || meester [ZND m]
III-3-1
|