17996 |
bibberen |
beven:
beͅivə (Q156p Borgloon),
bibbelen:
bibələ (Q156p Borgloon)
|
beven, bibberen [ZND m] || bibberen [ZND m]
III-1-2
|
23200 |
bidden |
beden:
zwak
bīə (Q156p Borgloon)
|
Bidden. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
21270 |
bieden |
bieden:
bijə (Q156p Borgloon),
biə (Q156p Borgloon)
|
bieden [RND], [ZND m]
III-3-1
|
20830 |
bier |
bier:
bīēr (Q156p Borgloon),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
bi.(ə)r (Q156p Borgloon),
bī:r (Q156p Borgloon),
bî.r (Q156p Borgloon)
|
bier [RND], [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
20640 |
bierpap |
bierpap:
biərpap (Q156p Borgloon),
bīrpap (Q156p Borgloon)
|
Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20665 |
biersoep |
bierpap:
bi.ərpap (Q156p Borgloon),
biersoep:
bīrsoͅp (Q156p Borgloon)
|
Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32334 |
biesijzer |
lisser:
lęsǝr (Q156p Borgloon)
|
Een metalen haak of hefboom die wordt gebruikt om een duig naar buiten te wringen wanneer een lek aan de rand van de bodem van het vat hersteld moet worden. Zie ook afb. 231. [N E, 53; A 32, add.; monogr.]
II-12
|
33502 |
bieslook |
look:
loek (Q156p Borgloon)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
34238 |
biestmelk |
biestmelk:
bismelǝk (Q156p Borgloon),
biezenmelk:
bizǝmɛlk (Q156p Borgloon),
eerste melk:
jǫstǝ mɛ.lǝk (Q156p Borgloon)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33252 |
bietenkapmes |
kapmes:
kapmē̜s (Q156p Borgloon)
|
Speciaal voor dit doel vervaardigd lang gebogen mes, "met een handvat als van een zaag", merkt de zegsman in L 322 op. Het werd gedaan met een "gewoon mes", een "broodmes" in: K 278, 357, L 211, 265, 282, 286, 291, 314, 322a, 324, 355, 355a, 366, 413, 416, 420, P 176, Q 2, 4, 72; met "de sikkel" in K 359, L 331, 355, 370, 374, Q 2, 2b, 99*; onder de "zessel" en de "hiep" wordt een hakmes verstaan. [N 12, 47; monogr.]
I-5
|