33635 |
putemmer |
puttob:
pɛtoͅp (Q156p Borgloon),
tob:
toͅp (Q156p Borgloon)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33624 |
putgalg |
putmik:
putmik (Q156p Borgloon),
wipgaffel:
wipgaffel (Q156p Borgloon)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
stok:
stōͅk (Q156p Borgloon)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
24227 |
putter |
distelvink:
distelvink
dī.səlveͅi.ŋk (Q156p Borgloon),
Frings
distəlveͅi̯ŋk (Q156p Borgloon),
dīsəlveͅŋk (Q156p Borgloon)
|
putter [ZND m] || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33623 |
putzwengel |
wip:
wep (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
18610 |
pyjama |
pyjama {piama}:
pi.žəma (Q156p Borgloon),
pižəma (Q156p Borgloon)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22726 |
raadsel(tje) |
geraadsel(tje):
geraeëdzel (Q156p Borgloon),
raadsel(tje):
roeëdzel (Q156p Borgloon)
|
Raadsel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
24228 |
raaf |
raaf:
rōāf (Q156p Borgloon)
|
raaf [Willems (1885)]
III-4-1
|
27904 |
raam |
raam:
rǭm (Q156p Borgloon),
venster:
venstǝr (Q156p Borgloon
[(+)]
),
veŋstǝr (Q156p Borgloon)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
kijkkot:
kīkkut (Q156p Borgloon),
stalvenstertje:
stalvinstǝrkǝ (Q156p Borgloon)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|