e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schei scheien: sxęi̯ǝ (Borgloon) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelftakkenbossen, schelfhorden mutsems: mi̯ǫtsǝms (Borgloon) Boven op de beide balkenlagen van de schelf worden ter vorming van de zoldering (ter afdichting) takkenbossen gespreid. Het gebruik van takkenbossen is bij lange na niet algemeen. Een aantal benamingen die op de gebruikte takjes of roeden duiden, kunnen ook in gebruik zijn voor de schelfhorden als deze van takjes of roeden gevlochten worden. De schelfhorden bestaan uit gevlochten matten van twijgen of uit oude lappen stof. Om de afdichting te verbeteren wordt soms leem of stro gebruikt. [N 4A, 13c; N 4, 70] I-6
scheluw windscheef: windscheef (Borgloon) Gezegd van een plank of duig die scheef is doordat deze gekliefd is uit gedraaid hout. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N E, 3; monogr.] II-12
schemeren schemeren: schimmeren; het overgaan van licht naar donker  sxemərə (Borgloon), vb. met spiegel de zon in iemands ogen weerkaatsen  sxēͅmərə (Borgloon) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schemering, valavond schemering: schimmering (man.)  sxeməreŋ (Borgloon) schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
schenkel schenkel: sxeͅ.ŋkəl (Borgloon) schenkel [Goossens 1b (1960)] III-2-3
schenkkan bierkaraf: bīrkraf (Borgloon, ... ), jeneverkaraf: genēͅi̯vərkraf (Borgloon), karaf: kraf (Borgloon), man, mv. krafs  kraf (Borgloon), vr. water, bier, wijn  kəraf (Borgloon), waterkaraf: wɛtərkraf (Borgloon) karaf [ZND m] || karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
scheppen scheppen: scheupe (Borgloon), schøpə (Borgloon) scheppen [ZND 25 (1937)] III-1-2
scheren scheren: shi.rə (Borgloon), shīrə (Borgloon) scheren [ZND m] III-1-3
scherp inhebben (een/het) ijzer inhebben: (de koe heeft) ǝn ēǝzǝr en (Borgloon), (de koe heeft) ǝn ē̜zǝr en (Borgloon) Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53] I-11