28694 |
sikkel |
sichel:
sexǝl (Q156p Borgloon),
zekel:
zēkǝl (Q156p Borgloon),
zichel:
zi.xǝl (Q156p Borgloon),
zī.xǝl (Q156p Borgloon),
zichtel:
zextǝl (Q156p Borgloon)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
apəlsin (Q156p Borgloon)
|
sinaasappel [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
singel:
seŋǝl (Q156p Borgloon)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
33993 |
singel voor de paardedeken |
singel:
seŋǝl (Q156p Borgloon)
|
Riem rond de buik van het paard die dient om de paardedeken op zijn plaats te houden. [N 13, 92]
I-10
|
22799 |
sint-maarten |
sint-maarten:
sint matte (Q156p Borgloon)
|
Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
22765 |
sint-maartensvuur |
sint-maartenvuur:
st mattevuur (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
werd vroeger gehouden
het st mattevuur (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
Welk jaarvuur kent (kende) men bij u (b.v. Vasten-, Paas-, of St.-Maartensvuur)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2, III-3-3
|
21444 |
sjacheraar |
striegelaar:
ps. omgespeld volgens Frings.
strīgəlējr (Q156p Borgloon),
strīgəllēͅər (Q156p Borgloon)
|
sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21581 |
sjacheren |
striegelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
strīgələ (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon)
|
Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šərloͅtə (Q156p Borgloon)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21143 |
sjees |
koetsje:
kutskǝ (Q156p Borgloon)
|
Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13
|