24609 |
springzaad |
belzemien:
bɛlzəmīnə (Q156p Borgloon)
|
balsamien [ZND m]
III-4-3
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprênkhāōn (Q156p Borgloon)
|
sprinkhaan [Willems (1885)]
III-4-2
|
17915 |
sprokkelen |
(hout) rapen:
hóó.t roa.pe (Q156p Borgloon)
|
Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, (hout) rapen, zeumeren, kneppen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruitje:
spruitjes (Q156p Borgloon)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
17910 |
spuiten |
spritsen (<du.):
fijne straal
spritse (Q156p Borgloon),
spuiten:
speu.te (Q156p Borgloon)
|
Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33266 |
spurrieschoof |
bussel:
bø̜i̯sǝl (Q156p Borgloon)
|
Pas gemaaide en gebonden spurrieschoof. In L 164, 266, 270, 289*, 289b, 290, 291, 320, 325 en 387 wordt opgemerkt dat spurrie niet werd gebonden, maar op staken gezet. De zegsman uit L 320 is uitvoerig: "De spurrie werd vroeger gedroogd aan stokken met de lengte van bonestaken, echter dikker. Onder om deze ¯spörriestaek¯ werd eerst een strowis strak vastgebonden, tegen het afzakken van de spurrie. De te drogen spurrie werd vervolgens in lange losse rollen gewikkeld en om de staken gedraaid. In latere tijd -na de tijd dat de spurrie op spörriestaek werd gedroogd- had men een andere methode: gewone bonenstaken werden schuin en dicht naast elkaar tegen een muur of meestal tegen een tuinheg (betere droging) gezet. Hier werd de spurrie los opgestapeld. Deze noemde men ɛhalleɛ. [N 15, 18f]
I-5
|
17819 |
staan |
staan:
støn (Q156p Borgloon)
|
staan [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
stat (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
staat:
stat (Q156p Borgloon),
staatje:
stajtšə (Q156p Borgloon),
varkensstaart:
vɛ.rkǝstát (Q156p Borgloon)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-12, I-9, III-4-2
|
34225 |
staartkoord |
staartkoord:
statkǭǝt (Q156p Borgloon)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
34087 |
staartkwast |
kwispel:
kwēi̯psǝl (Q156p Borgloon),
kwęi̯psǝl (Q156p Borgloon),
pluim:
plau̯m (Q156p Borgloon)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|