22367 |
stelt |
stelt:
stēilte (Q156p Borgloon)
|
Stelt. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
kroeg:
krug (Q156p Borgloon),
krux (Q156p Borgloon),
kroeg
krux (Q156p Borgloon),
m. meervoud: kryx
krux (Q156p Borgloon),
pot:
pot (Q156p Borgloon)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32971 |
stengel, steel |
steel:
stī.l (Q156p Borgloon),
stengel:
staŋǝl (Q156p Borgloon)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
25195 |
sterx |
ster:
ps. niet omgespeld; boven de staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
stɛr (Q156p Borgloon)
|
ster [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
32913 |
steunhoutjes tussen steel en balk |
stekken:
stɛkǝ (Q156p Borgloon),
steunarm:
stø̜i̯nɛrǝm (Q156p Borgloon)
|
Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c]
I-3
|
34622 |
steunpaal voor opgeslagen hoogkar |
ondersteunder:
ondǝrstøndǝr (Q156p Borgloon),
vork:
vørǝk (Q156p Borgloon)
|
Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82]
I-13
|
20340 |
stiefmoeder |
stiefmoeder:
stî.fmoi̯ər (Q156p Borgloon)
|
stiefmoeder [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34050 |
stier |
duur:
dyr (Q156p Borgloon),
dȳr (Q156p Borgloon)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
19641 |
stijfsel |
stijfsel:
samen met znd 7, 48
stēsəl (Q156p Borgloon)
|
de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
19642 |
stijfselpap |
stijfsel:
steesel (Q156p Borgloon),
stesəl (Q156p Borgloon)
|
stijfselpap [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|