| 33185 |
uiteen poten |
wijd:
węi̯t (Q156p Borgloon)
|
De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b]
I-5
|
| 32709 |
uiteenploegen |
uitereenakkeren:
trei̯.n[akkeren] (Q156p Borgloon)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
| 34169 |
uitgeteld zijn |
gaan kalven:
gaan kalven (Q156p Borgloon),
moeten kalven:
moeten kalven (Q156p Borgloon)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
| 17854 |
uitglijden |
schrankelen:
schraŋkələ (Q156p Borgloon),
struikelen:
str"kələ (Q156p Borgloon),
uitschampen:
ō.tscha.mpə (Q156p Borgloon)
|
uitglijden [ZND 24 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
| 32967 |
uitkomen |
uitkomen:
ǭǝ.tkō.mǝ (Q156p Borgloon)
|
Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17]
I-4
|
| 22773 |
uitmaken wie mag beginnen |
oversmijten:
fə zylə tjos euuversmeete (Q156p Borgloon),
T.t.z. twee oudste van de spelers komen samen, t.t.z. de oudste uit elk spelkamp. Een van beide neemt een steentje in de hand; doet de vuist toe en houdt zijn gesloten vuist achter den rug van zijn maat; dan zegt hij: "drin of draot?"Als nu zijn maat mis raadt, mag hij met zijn kampgenooten beginnen. Dit heet "euver smeejte".
fe zulle tjos euver smeejte (Q156p Borgloon)
|
Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)]
III-3-2
|
| 18311 |
uitneembaar frontje |
plastron (fr.):
plastron (Q156p Borgloon)
|
frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 21588 |
uitnodigen voor een begrafenis |
bidden:
bejə (Q156p Borgloon),
gebieden:
gəbīə (Q156p Borgloon)
|
uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
| 21445 |
uitschelden |
voor de gek houden:
plat
vor de gek hagen (Q156p Borgloon)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
| 34349 |
uitslag vertonend |
brandig:
bręi̯nex (Q156p Borgloon),
bręnǝx (Q156p Borgloon)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|