30317 |
vensterbank |
vensterplaat:
fīnstǝrplǭ.(ǝ)t (Q156p Borgloon)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30336 |
vensterblinden |
blaffeturen:
plafǝtȳrǝ (Q156p Borgloon)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
blafǝtyǝr (Q156p Borgloon),
plafǝtȳjǝr (Q156p Borgloon)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
vərbɛrgə (Q156p Borgloon),
vərbɛrəgə (Q156p Borgloon),
vortsteken:
fut stèjke (Q156p Borgloon)
|
verbergen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
17932 |
verdacht rondlopen |
rondsnuiten:
spioneren
rointsnôô.te (Q156p Borgloon)
|
Rondzwerven met kwaad in zin (sluipen, schuimen, schuupen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
25362 |
verdoven |
afhouwen:
ǭfhǫwǝ (Q156p Borgloon)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leͅit (Q156p Borgloon)
|
leed [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
afgeven:
ãfgęvǝ (Q156p Borgloon),
afnemen:
(de koe) nemp˱ ǫǝf (Q156p Borgloon)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
34167 |
verdroogde kalf |
nuchter kalf:
nyxtǝr kalǝf (Q156p Borgloon)
|
Kalf dat na afgestorven te zijn zonder bederf in de baarmoeder blijft zitten. [N 3A, 42]
I-11
|
17936 |
verdwenen |
rippe:
Bargoens
rippi-j (Q156p Borgloon),
vort:
fòet (Q156p Borgloon)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig zijn (weg, verdwenen, rits(e), foetsie, voert, voet) [N 108 (2001)]
III-1-2
|