e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vinger vinger: vingər (Borgloon), viŋər (Borgloon, ... ) Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || vinger [RND] III-1-1
vingerlid vingerlid: viŋərlēīt (Borgloon) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vink boekvink: buikfe:iŋk (Borgloon), Frings  bukveͅi̯nk (Borgloon), buk˃feͅnk (Borgloon), vink: venk (Borgloon), veͅi.ŋk (Borgloon), vi.ŋk (Borgloon) Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] || vink [Willems (1885)], [ZND m] || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
violier flier: flier (Borgloon), violier: flîr (Borgloon), vliere (Borgloon) Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)] I-7, III-2-1
viool viool: viôl (Borgloon) Viool. [Willems (1885)] III-3-2
viooltje flet: flet (Borgloon) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vis, algemeen vis: vês (Borgloon) vis [Willems (1885)] III-4-2
visaas pierinkje: idiosyncr.  pieringskes (Borgloon) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel vislijn: veejslaaijn (Borgloon), vēī.slain (Borgloon) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] III-3-2
vissen vissen: vĕsse (Borgloon) Visschen. [Willems (1885)] III-3-2