e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

Gevonden: 3627
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeds broedkarig: brūtkãrex (Borgloon), brūtkǭ.rǝx (Borgloon) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broedse kip die men niet wil laten broeden broedkarige hen: brōtkõ̜rǝgǝ hen (Borgloon) [N 19, 43b] I-12
broeien schouwen: šā (Borgloon) Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.] II-1
broek bilriem: belrīm (Borgloon), broek: bruk (Borgloon) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek met split mansbroek: mansbroek (Borgloon), mḁnzbruk (Borgloon) broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broek: algemeen broek: broek (Borgloon, ... ), bruk (Borgloon, ... ) broek [ZND 22 (1936)], [ZND m] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3
broekkettingen kettels van het achterhaam: kętǝls ˲van ǝt ātǝrhǭm (Borgloon) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp broekspijp: broekspijpe (Borgloon), brukspēͅpə (Borgloon) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem broeksriem: broeksriejm (Borgloon), bruksrīm (Borgloon) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak achter achtermaal: achtermaol (Borgloon), ātø͂rmōͅl (Borgloon), portefeuillemaal: portefeuillemaol (Borgloon), revolvermaal: revolvermaol (Borgloon) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3