34502 |
broeds |
broedkarig:
brūtkãrex (Q156p Borgloon),
brūtkǭ.rǝx (Q156p Borgloon)
|
Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.]
I-12
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
broedkarige hen:
brōtkõ̜rǝgǝ hen (Q156p Borgloon)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
25388 |
broeien |
schouwen:
šā (Q156p Borgloon)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|
18744 |
broek |
bilriem:
belrīm (Q156p Borgloon),
broek:
bruk (Q156p Borgloon)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
18540 |
broek met split |
mansbroek:
mansbroek (Q156p Borgloon),
mḁnzbruk (Q156p Borgloon)
|
broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18197 |
broek: algemeen |
broek:
broek (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
bruk (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon,
Q156p Borgloon)
|
broek [ZND 22 (1936)], [ZND m] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33985 |
broekkettingen |
kettels van het achterhaam:
kętǝls ˲van ǝt ātǝrhǭm (Q156p Borgloon)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
18423 |
broekspijp |
broekspijp:
broekspijpe (Q156p Borgloon),
brukspēͅpə (Q156p Borgloon)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
broeksriem:
broeksriejm (Q156p Borgloon),
bruksrīm (Q156p Borgloon)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
achtermaal:
achtermaol (Q156p Borgloon),
ātø͂rmōͅl (Q156p Borgloon),
portefeuillemaal:
portefeuillemaol (Q156p Borgloon),
revolvermaal:
revolvermaol (Q156p Borgloon)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|