e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

Gevonden: 3627
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
darmen schoonmaken darmen schoonmaken: [darmen] sxǫwn mǭkǝ (Borgloon) De darmen die als omhulsel voor de worst gebruikt worden, worden eerst leeggeperst. Daarna worden ze verder schoongemaakt door ze binnenste buiten te keren en ze met al dan niet zout water af te wassen, of door het resterende vuil weg te krabben. Meestal worden de darmen vervolgens uitgekookt. Het object "darmen" is niet fonetisch gedocumenteerd. [N 28, 117; monogr.] II-1
darmenbak tob: tǫb (Borgloon) Mand, bak of iets dergelijks waarin de ingewanden worden opgevangen, als de buik wordt doorgesneden. [N 28, 61; monogr.] II-1
darmvet darmvet: dɛrmvɛt (Borgloon) Het vet dat om de ingewanden zit, het bindweefsel. [N 28, 79; monogr.] II-1
das, sjaal sjaal: šḁl (Borgloon) das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] III-1-3
dasspeld kravatspeld (<fr.): kravatspel (Borgloon), plastronspeld (<fr.): plḁstrḁ̄speͅl (Borgloon) dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)] III-1-3
dauw dauw: dru doͅuw (Borgloon), domp: doemp  dūmp (Borgloon), grijs merre: grijs merre  greͅis meͅry (Borgloon) dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)] III-4-4
daverwaat versleten: vǝrslętǝ (Borgloon) Blad van de zeis dat zijn spanning heeft verloren en "klappert" bij het maaien. Dit kan gebeuren wanneer het blad door veelvuldig gebruik en wetten te dun is geworden en de zeis versleten raakt. Maar een zeis kan ook "daverwatig" worden als er ondeskundig is gehaard, onregelmatig of te ver van de eigenlijke snede af, naast het haarpad, of wanneer er te lang op één en dezelfde plaats is geslagen. Men vindt in dit lemma substantieven (zoals daverwaat (subst. èn adj.), daverblad, klapzeis), adjectieven (zoals daverwatig, klapperwatig, versleten) en uitdrukkingen (zoals er zit de koekoek in of de zeis fronselt) bijeen. [N 18, 89; monogr.] I-3
de akker bewerken labeuren: labȳǝrǝ (Borgloon), labø̄rǝ (Borgloon) Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.] I-1
de avond luiden de avondklok luiden: d aovətklok løyt (Borgloon) De avondklok luidt. [ZND 32 (1939)] III-3-3
de banden uitsmeden fatsoen geven: fatsø̜n gīǝvǝ (Borgloon) Omdat een vat in het midden breder is dan aan de boven- en onderzijde, moeten de definitieve banden aan de benedenzijde ook breder worden gemaakt. De kuiper doet dit op het kuipersaambeeld met behulp van een geerhamer. Soms wordt ook een geermachine gebruikt. [N E, 43c] II-12