e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

Gevonden: 3627
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaien draaien: drɛ̄ə (Borgloon) draaien [ZND m] III-1-2
draaiende karnton rol: rǫl (Borgloon) De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.] I-11
draaiers heupen: hǫ̃pǝ (Borgloon) De kleine heupen achter de grote heupen, meestal in de vorm van uitstekende botten of knobbels. [N 3A, 110b] I-11
draaihek barrier: brir (Borgloon), gaard: gǭr (Borgloon) Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.] I-8
drachtig vol: vǫǝl (Borgloon), ˲fǫl (Borgloon) [N 3A, 33] I-11
drachtige merrie vol: vǫ.l (Borgloon) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten ringen/randen: raŋ (Borgloon), räŋ (Borgloon) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)] I-7
dragen dragen: drowge (Borgloon), drō.gə (Borgloon) dragen [ZND 25 (1937)] III-1-2
draven draven: drǭvǝ (Borgloon) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: dref (Borgloon, ... ) een lange dreef [ZND 23 (1937)] III-3-1