e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leren beenkap stramp: lērə strampə (Borlo) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten muts bet oorlappen: muts bə ūrlapə (Borlo) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leugen leugen: das en leuge (Borlo) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leurder leurder: leurder (Borlo), löjrdər (Borlo) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] || leurder; Hoe werd de man genoemd die dat deed? [DC 48 (1973)] III-3-1
leuren leuren: löjrə (Borlo) leuren; Kent u een oud woord voor te voet met de handelswaar langs de huizen gaan van deur tot deur zoals bijvoorbeeld marskramers en ketellappers deden? [DC 48 (1973)] III-3-1
leven leven: znd 34, 82a;  leven (Borlo) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
leven (zn) leven: leven (Borlo, ... ) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2
leverpastei pat: pəteͅi (Borlo) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst leverpens: lēvərpɛns (Borlo), leverworst: leverwost (Borlo) leverworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
libel en waterjuffer waterjuffrouw: wetterjuffrouw (Borlo) waterjuffer, libel [ZND 34 (1940)] III-4-2