e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
linksvoor linkse extrme (fr.): leŋksə eͅkstrēͅm (Borlo) Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
lip lip: lep (Borlo), lyp (Borlo) lip [RND] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
lip van een hoefijzer lip: lep (Borlo) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
litteken litteken: lidteeken (Borlo) een litteken [ZND 37 (1941)] III-1-2
loeien van de koe in het algemeen brullen: brylǝ (Borlo), brølǝ (Borlo) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe van pijn brullen: brylǝ (Borlo) [N 3A, 5e] I-11
lof lof: ət luf (Borlo) het lof [RND] III-3-3
loodgieter loodgieter: lūt˲gētǝr (Borlo) Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.] II-11
lopen lopen: loepen (Borlo), lūpǝ (Borlo) lopen [ZND 25 (1937)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9, III-1-2
lopen, gezegd van eenden waggelen: wagǝlǝ (Borlo) [N 70, 2; monogr.] I-12