21288 |
melkboer |
melkboer:
miləgbuur (P218p Borlo)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
24808 |
melkdistel |
chicoreistruik:
chicoreistruk (P218p Borlo, ...
P218p Borlo),
cichoreistruik:
chicoreistruk (P218p Borlo)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mɛlǝkǝ (P218p Borlo)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
melktanden:
męlǝktān (P218p Borlo),
veulenstanden:
vø̜i̯lǝstān (P218p Borlo)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kalǝvǝrtān (P218p Borlo)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34129 |
melkkoe |
melktype:
męlǝktep (P218p Borlo)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mølǝkspixǝl (P218p Borlo)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
33754 |
merrie |
merre:
męrǝ (P218p Borlo)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
33758 |
merrieveulen |
merreveulen:
męrǝvø̜̄lǝ (P218p Borlo)
|
Het vrouwelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3b]
I-9
|
19756 |
mes |
mes:
meͅs (P218p Borlo)
|
mes [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|