33207 |
rapen |
rapen:
rǭpǝ (P218p Borlo)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
34093 |
rechterachterkwartier |
rechts achterste:
rɛxs axtǝrstǝ (P218p Borlo)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
rechts voorste:
rɛxs vørstǝ (P218p Borlo)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|
22890 |
rechtsachter |
rechtse back (eng.):
reͅchsə bak (P218p Borlo)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22883 |
rechtsvoor |
rechtse extrme (fr.):
reͅchsə eͅkstrēͅm (P218p Borlo)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18716 |
redingote? |
redingote (fr.):
lange zwarte ceremoniejas. vooral voor begrafenissen
rədîgoͅt (P218p Borlo)
|
riddingot, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30179 |
regels |
dwarshout:
dwē̜shōt (P218p Borlo)
|
De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
den regel (P218p Borlo),
regen
rēgəl (P218p Borlo)
|
regen [ZND 23 (1937)] || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
regenboog
rēgəl boͅux (P218p Borlo)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25238 |
regenbuitje |
klein wolkje:
klein wolkje
kleͅi wələkskə (P218p Borlo)
|
licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|