18299 |
slobkous |
korte get:
koͅtə gətə (P218p Borlo)
|
voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18630 |
sluier |
communievoile (<fr.):
koͅmønīvōəl (P218p Borlo),
kroontjesvoile (<fr.):
kry(3)̄nkəsvōəl (P218p Borlo)
|
sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18542 |
sluitklep |
klep:
kleͅp (P218p Borlo)
|
klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33459 |
sluitstang boven aan een poortvleugel |
schuifgrendel:
sxø̜f˲grɛŋǝl (P218p Borlo)
|
Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b]
I-6
|
33973 |
smalle buikriem |
buikriem:
bukrim (P218p Borlo)
|
Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61]
I-10
|
31192 |
smidse |
smis(se):
sme ̝s (P218p Borlo)
|
In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.]
II-11
|
32880 |
snede van het blad van de zeis |
snede:
snęi̯ (P218p Borlo)
|
De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.]
I-3
|
25192 |
sneeuwbui |
sneeuwbui:
sneeuwbui (vr.)
snā bø͂ͅ (P218p Borlo),
sneeuwwolk:
sneeuwwolk
snā woͅlək (P218p Borlo)
|
sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25194 |
sneeuwvlok |
vlok sneeuw:
vloksneeuw
floͅk snā (P218p Borlo)
|
sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
#NAME?
snáá (P218p Borlo),
snáá of -
snááw (P218p Borlo)
|
sneeuw [RND]
III-4-4
|