| 21237 |
sneltrein |
expres (<fr.):
ene expres (P218p Borlo)
|
Sneltrein. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
| 17762 |
snijtand |
voorste tand:
(veutste) taand (P218p Borlo)
|
een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
| 17590 |
snuit |
snuit:
snāt (P218p Borlo)
|
Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-9
|
| 34612 |
snuit van de wagen |
snuit:
snāt (P218p Borlo)
|
De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d]
I-13
|
| 18196 |
sok |
voetsel:
vətsəl (P218p Borlo)
|
sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18338 |
sokophouder |
mansjarretelle (<fr.):
mansžarteͅlə (P218p Borlo)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 21287 |
soldaat |
soldaat:
suldo.ət (P218p Borlo)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
| 21289 |
soldaten |
soldaten:
de soldaot mot saluiren (P218p Borlo),
suldo:ətə (P218p Borlo)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
| 34118 |
soortige koe |
soortkoe:
sǫrtkā (P218p Borlo)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
| 33222 |
sorteren met de hand |
herrapen:
hęrǭpǝ (P218p Borlo)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|