| 34576 |
spaak |
speken:
spikǝn (P218p Borlo)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
| 32750 |
spade, spitschop |
schup:
skø̜p (P218p Borlo),
sxø̜p (P218p Borlo)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
| 17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
ṣpo.wə (P218p Borlo)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
| 34114 |
speen van de koe |
deem:
døm (P218p Borlo),
dø̜m (P218p Borlo)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
| 20630 |
spek |
spek:
spɛk (P218p Borlo, ...
P218p Borlo),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spek (P218p Borlo)
|
spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
| 18390 |
speld |
spelde:
spɛl (P218p Borlo)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
| 20165 |
spenen |
speunen:
spø̄ǝnǝ (P218p Borlo)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
| 26360 |
spie |
spie/spij:
spē̜(i̯) (P218p Borlo)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
| 21430 |
spieken |
afschrijven:
aafschréévə (P218p Borlo)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
| 21373 |
spijbelen |
hagenschool:
hageschool (P218p Borlo)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)]
III-3-1
|