30317 |
vensterbank |
vensterplaat:
vęnstǝrplǭǝt (P218p Borlo)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
30336 |
vensterblinden |
blaffeturen:
plafǝtȳrǝ (P218p Borlo),
plāfǝtȳrǝ (P218p Borlo
[(van lichter materiaal dan dat voor vensterluiken)]
)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
plafǝtīrǝ (P218p Borlo),
plāfǝtȳrǝ (P218p Borlo)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
34131 |
ver uitspringende hielen |
uitspringende vassen:
ātspręŋǝndǝ vasǝ (P218p Borlo)
|
[N 3A, 144a; monogr.]
I-11
|
17914 |
verbergen |
versteken:
versteken (P218p Borlo)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34155 |
verdrogen |
verdrogen:
vǝrdrȳxǝ (P218p Borlo)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
34167 |
verdroogde kalf |
verdroogd kalf:
vǝrdryx kalǝf (P218p Borlo)
|
Kalf dat na afgestorven te zijn zonder bederf in de baarmoeder blijft zitten. [N 3A, 42]
I-11
|
30735 |
verflaag |
laag verf:
lǭx ˲vɛrǝf (P218p Borlo)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
verkronkelen:
verkreunkelen (P218p Borlo)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
33465 |
verhoogd dakgedeelte boven een poort |
frans dak:
frans˱ dǭak (P218p Borlo)
|
Om de hoogte van een poort te vergroten kan men het dak erboven verhogen. De omvang van de dakverhoging kan van geval tot geval verschillen. De verhoging kan ook een apart zadeldak zijn, dwars op dat van de schuur of de stal. Zie ook afbeelding 22.b bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 31]
I-6
|