22797 |
vier nummers op een rij in het kienspel |
quaterne (fr.):
Le Petit Robert, p. 1834: quaterne [kwatérn] - XIIIe; it. quaterno, lat. quaterni quatre chaque fois - Aux anciennes loteries, Combinaison de quatre numéros pris ensemble, qui sortent au même tirage.
kaderm (P218p Borlo)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvi:ərt (P218p Borlo)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
achternoen, de -:
achternoen (P218p Borlo),
dən agtərūn (P218p Borlo),
caf, de -:
de kafi (P218p Borlo)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 uur 30 [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
solletje:
e solleke (P218p Borlo)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 5 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwart:
e kart (P218p Borlo)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 25 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
17768 |
vinger |
vinger:
vinger (P218p Borlo),
viŋər (P218p Borlo)
|
Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || vinger [RND]
III-1-1
|
17769 |
vingerlid |
vingerlid:
vingerleidt (P218p Borlo)
|
lid van de vinger [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
19746 |
violier |
flier:
flier (P218p Borlo),
violier:
flier (P218p Borlo),
vlier (P218p Borlo)
|
Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)]
I-7, III-2-1
|
19745 |
viooltje |
fleutertje:
fleuterke (P218p Borlo)
|
Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|
24402 |
visaas |
pierinkje:
peͅreͅŋskə (P218p Borlo)
|
wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)]
III-4-2
|