e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borlo

Overzicht

Gevonden: 2106
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruiloft bruiloft: 1a-m; 22, 29b;  bruilof (Borlo) bruiloft [ZND 01 (1922)] III-2-2
bruine gebreide dameskous gestrikte kous: gestrekde kose (Borlo) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brullen brallen: bralǝ (Borlo), brullen: brølǝ (Borlo) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulse koe bral: bral (Borlo) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brulziekte bral zijn: (de koe is) bral (Borlo) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
brutaal gestrant: he is gestreet (Borlo) hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] III-3-1
bui, regenbui bui: bui (Borlo), stormregen: stermregel (Borlo) bui, regen [ZND 01 (1922)] III-4-4
buik buik: boek (Borlo), pens: pɛns (Borlo) de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1
buikpijn pijn aan zijn buik: pijn aan menne boek (Borlo) ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
buil op het hoofd hobbel: hoebel (Borlo) een buil (gezwel, bv. op het hoofd door een slag of val) [ZND 32 (1939)] III-1-2