25121 |
donderwolk |
dondertorens:
dondertorens
doͅndərtø̄jən (P218p Borlo)
|
zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
donder (P218p Borlo, ...
P218p Borlo),
de donder
dən doͅndər (P218p Borlo)
|
donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
donkel (P218p Borlo)
|
(`t is hier) donker [ZND 23 (1937)]
III-4-4
|
34042 |
donkerbruine koe |
donkerbruine koe:
dǫŋkǝlbrōi̯n [koe] (P218p Borlo)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a]
I-11
|
24138 |
dons, nestveren |
duivelshaar:
deuvelshaar (P218p Borlo)
|
dons [ZND 35 (1941)]
III-4-1
|
20194 |
dood (adj.) |
dood:
znd 23, 022a;
doed (P218p Borlo)
|
dood; hij is - [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dôêt (P218p Borlo)
|
dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20192 |
dood (zelfst.nw.) |
dood:
1a-m; 23, 21
doed (P218p Borlo)
|
dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
zerk:
zerk (P218p Borlo, ...
P218p Borlo)
|
Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [Lk 01 (1953)]
III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
beste kostuum:
beͅstə kostøm (P218p Borlo),
doodskleder:
dūtsklīr (P218p Borlo),
nachthemd:
naxhømə (P218p Borlo),
nachtkleed:
naxklīt (P218p Borlo),
zondags kostuum:
sondaxs kostøm (P218p Borlo)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (vroeger inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|