| 33605 |
enten |
greffelen:
greffelen (P218p Borlo),
griffelen:
grefələ (P218p Borlo)
|
[RND 08] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
| 34047 |
enter |
jaarling:
jǭrleŋk (P218p Borlo),
jaarlingetje:
jǭrleŋkskǝ (P218p Borlo)
|
Rund dat één jaar oud is. [N C, 9d; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20]
I-11
|
| 28827 |
entre-deux |
entre-deux:
entre-deux (P218p Borlo)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|
| 17985 |
epidemie |
ziekte die aanhalig is:
aonhaolig (P218p Borlo)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
| 33610 |
erf |
erf:
eͅi̯rəf (P218p Borlo),
mesthof:
meͅst(h)of (P218p Borlo)
|
I-7
|
| 33641 |
erf en omliggende landerijen |
geleg:
˲xǝlēx (P218p Borlo)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|
| 33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛrt (P218p Borlo)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
| 24729 |
esdoorn |
doornen:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
deur (P218p Borlo),
esdoorn:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
aschdeun (P218p Borlo)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
| 20855 |
eten (ww.) |
eten:
eten (P218p Borlo),
ééətə (P218p Borlo)
|
eten [RND], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
| 20719 |
etensresten |
orten:
orten (P218p Borlo),
overschot:
uiverschot (P218p Borlo)
|
hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|