| 18171 |
kledij, kleren |
klerage:
klirōͅdžə (P218p Borlo),
t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]:
klīr (P218p Borlo)
|
kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18285 |
kleerborstel |
kleerborstel:
eene klierborstel (P218p Borlo)
|
een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
| 19677 |
kleerkast |
garderobe:
gardroͅu̯p (P218p Borlo)
|
kleerkast [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
| 19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
houten kist:
hōtə kest (P218p Borlo)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
| 24446 |
kleerluis |
mot:
moͅt (P218p Borlo)
|
kleerluis die eieren legt in de naden van vuile onderkleren [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 28709 |
kleermaker |
kleer-/kledermaker:
klīrmēkǝr (P218p Borlo)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|
| 33746 |
klein paard |
bidet:
be`de (P218p Borlo),
poney:
po`nę (P218p Borlo)
|
Bedoeld is een paard dat lichter is dan een gewoon boerenpaard en dat men in de koets kan spannen. Een pony is lichter dan een bidet, die op zijn beurt niet zo zwaar als een ardenner is (P 49). Een dubbele pony is zwaarder dan een (enkele) pony of bidet (L 424). Een bidet, iets groter dan een pony, dient veelal als loop- en koetspaard (P 192, Q 168, 242). Een hit - waarbij eveneens een onderscheid tussen enkele en dubbele hit wordt gemaakt - kan vergeleken worden met een pony of bidet. Een ardenner is kort, dik en gedrongen (P 46), groter dan een pony maar kleiner dan een gewoon paard. Uit de antwoorden blijkt een sterke wisseling van de accentuering in pony en bidet. Pony met initiaal accent is aan het Nederlands, met finaal acent aan het Franse poney ontleend. De beginaccentuering in bidet gaat op een autonome ontwikkeling in de dialecten terug. Buiten de genoemde termen komen er nog een vrij groot aantal andere voor. Zie afbeelding 1. [JG la, lb, lc, 2c; N 8, 62a, 62b, 62c en 62d; A 4, 3; L 20, 3]
I-9
|
| 21338 |
kleingeld |
kleingeld:
kleigeld (P218p Borlo)
|
kleingeld [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
| 18626 |
klep (van pet) |
klep:
kleͅp (P218p Borlo)
|
klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
| 18200 |
klepbroek |
klepbroek:
kleͅbruk (P218p Borlo)
|
broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|