e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L428p plaats=Born

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nestelen timmeren: tummeren (Born) een nestje maken, gezegd van vogels (timmeren, vuren, bouwen) [N 83 (1981)] III-4-1
nestverlater uitvliegen: oetvlegen (Born), vlug: vluk (Born) in staat zijn om uit het nest te vliegen, gezegd van jonge volgels (vlug, stug, uitgevlogen, uitladen) [N 83 (1981)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)] III-4-1
netmaag bladermaag: blārmāx (Born) De tweede maag van de koe, de langwerpige maag. [N 28, 81; A 9, 11b] I-11
nicht nicht: nich (Born), neen  nicht (Born) nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)] III-2-2
niersteen niersteen: neerstein (Born) Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)] III-1-2
niet gedijen verkreupelen: WLD  verkrüpt (Born) Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3
niet glad hangen lobberen: løbǝrǝ (Born) Het niet glad afhangen van het colbert onder in de ronding. [N 59, 96; N 59, 104] II-7
niet gladzittende zak platte tes: platǝ tęš (Born) Zak die door verschillende oorzaken niet glad zit. [N 59, 104] II-7
niet zindelijk onzindelijk: onzindelijk (Born) onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)] III-2-2
nietsnut luizak: luizak (Born), nutterik: nutterik (Born) een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] III-1-4