e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L428p plaats=Born

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slootjespringen kindjespringen: kientje sprenge (Born) Slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
slordig slordig: slordig (Born) onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)] III-1-4
sluipen sluipen: slōēpen (Born) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2
sluis sluis: sloes (Born) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1
sluisdeur sluisdeur: sloesdeur (Born) het ophijsbare deel van een sluis (schoft) [N 90 (1982)] III-3-1
sluismeester sluismeester: sloesmeister (Born) de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)] III-3-1
sluiten (van grond) hel worden: zoa hèl es eine dèn (Born) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluitklep lok: luuk (Born), sluitklep: sjloetklep (Born) deze klep (klep, presenteer blad) [N 59 (1973)] III-1-3
sluitspeld knipspang: knip spang (Born) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2
slurpen slurpen: slurpen (Born) slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)] III-2-3