24363 |
blankvoorn, voorn |
ruts:
WLD
ruts (L428p Born),
voorn:
WLD
voorn (L428p Born)
|
Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24473 |
blauwe bosbes |
warbel:
warbele (L428p Born),
-
warbel (L428p Born, ...
L428p Born)
|
blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
24390 |
blauwe vleesvlieg, bromvlieg |
strontvlieg:
WLD
strontj vleeg (L428p Born)
|
Hoe noemt u een grote, dikke vlieg, donkerblauw glanzend, die eieren legt in geslacht vlees (dal) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17691 |
blazen |
niet glad liggen:
nēt glāt legǝ (L428p Born)
|
Oneffen liggen, van kleding gezegd. [N 59, 189]
II-7
|
17986 |
bleek |
bleek:
bleik (L428p Born)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
plakken:
plekken (L428p Born)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blieven (L428p Born),
wachten:
wachten (L428p Born)
|
ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18109 |
blikaars |
kipaars:
kibbaars (L428p Born)
|
Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker(d), blik, smet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (L428p Born),
bliksemstraal:
bliksemstraol (L428p Born)
|
bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
⁄t bliksemp (L428p Born)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|