22320 |
maandag na driekoningen |
verloren maandag:
verloren moandig (L428p Born)
|
De naam voor de maandag na Driekoningen [koppermaandag, verloren maandag, floramaandag]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17671 |
maantje op de nagel |
maantje:
moanke (L428p Born)
|
maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25249 |
maat, algemeen |
maat:
möät (L428p Born)
|
de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28852 |
machinegaren |
machinegaren:
mǝšinǝgārǝ (L428p Born)
|
Fijner soort garen die men gebruikt bij het naaien op de naaimachine. [N 59, 6c; N 62, 57; monogr.]
II-7
|
24879 |
madeliefje |
kaasbloemetje:
-
keasbleumke (L428p Born),
kaasbloempje:
keǝsblø̄mkǝ (L428p Born)
|
Bellis perennis L. Een zeer algemeen voorkomend plantje met losse witte bloempjes, die aan de uiteinden paarsrood kunnen aanlopen, met een geel hartje. Het komt voor in weilanden, op gazons en in bermen en bloeit bijna het hele jaar door, vooral van april tot september. Het varieert in hoogte van 5 tot 15 cm en wordt ook vaak meizoentje genoemd. Door de onzekere etymologie van het woord meizoentje, waarin mei- oorspronkelijk vermoedelijk eerder "weide" dan "mei(maand)" betekent, met zijn vele (volksetymologische) vervormingen, is de onderverdeling van de verschillende typen zeer globaal gehouden. Invoeging van -l- (en -r-) komt voor onder meibloempje en meizoetje; de betrokken varianten staan telkens achteraan in de behandeling van de woordtypen; molenzoetje is echter apart gehouden. [A 17, 1a; A 49B, 1a; L 40, 81; monogr.] || madeliefje [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
17554 |
mager |
schraal:
schràol (L428p Born)
|
mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17555 |
mager worden |
slanken:
slanken (L428p Born)
|
Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19110 |
maken |
maken:
mààkə (L428p Born)
|
maken [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
21117 |
mals, gezegd van boter |
zacht:
zacht (L428p Born)
|
mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20205 |
man |
man:
mân (L428p Born, ...
L428p Born)
|
man [RND], [RND]
III-3-1
|