33501 |
notendop |
schaal:
WLD
schaal (L428p Born)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
21706 |
notulen |
notulen:
notulen (L428p Born)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
mürgen (L428p Born)
|
s morgens) [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24947 |
oever |
oever:
oever (L428p Born),
ps. boven de ó staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken.
óvərə (L428p Born)
|
oever [DC 02 (1932)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
tuurtje:
tüürke (L428p Born)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
-
noot (L428p Born)
|
okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
20547 |
olie |
sla-olie:
sla olie (L428p Born)
|
olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17916 |
omarmen |
omarmen:
omermen (L428p Born)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29086 |
omboorden |
afbiezen:
āfbizǝ (L428p Born)
|
Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW]
II-7
|
17850 |
omhooggaan |
rijzen:
riezen (L428p Born)
|
rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|