20356 |
oom |
nonk:
nonk (L428p Born),
neen
nonk (L428p Born)
|
oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
19284 |
oordelen |
oordelen:
oordeilen (L428p Born)
|
door redeneren tot een gevolgtrekking komen, oordelen [schikken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18238 |
oorknop |
oorknop:
oarknop (L428p Born)
|
sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21746 |
oorlog |
oorlog:
oorlog (L428p Born)
|
de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18237 |
oorring |
oorbel:
oarbel (L428p Born)
|
zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17873 |
oorveeg |
oorveeg:
oarvieg (L428p Born)
|
Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23198 |
op bedevaart gaan |
een bedevaart houden:
eine baevaart hauwte (L428p Born),
een bedeweg houden:
ne bèèwèèg hoon (L428p Born),
ter bedevaart gaan:
ter baevaart gaon (L428p Born)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
biezen pakken:
bezen pakken (L428p Born)
|
vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21692 |
op de markt verkopen |
op de handel gaan:
op de henjel gaon (L428p Born)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|