28913 |
perskachel |
strijkstoof:
štrīkštōf (L428p Born)
|
Kachel met vakken waarin de persijzers worden opgewarmd. Ze worden in verschillende modellen gemaakt en men ziet kachels met 6 bouten of meer (Papenhuyzen III, pag. 11). Naast deze op kolen gestookte kachels zijn er ook gasapparaten voor het verhitten van één, twee of drie ijzers (Gerritse, pag. 34). Het voordeel van deze gasapparaten is dat ze geen stof of damp geven. De informant van Q 198 vermeldt het gebruik van een zeskantige kachel. De informant van Q 83 zegt de perskachel vroeger op school gebruikt te hebben. [N 59, 23]
II-7
|
28915 |
perskussen |
perskussen:
pęrskø̜sǝ (L428p Born)
|
Het perskussen is gemaakt van geperst stro in een strak gespannen linnen omhulsel (Papenhuyzen III, pag. 8). Volgens Gerritse (pag. 36) moet het perskussen niet te stijf en niet te slap gevuld worden met fijngesneden wollen snippers in een linnen omhulsel. Het kussen moet enigszins veerkrachtig zijn. Het pers- of glanskussen is ovaalvormig van model. Men onderscheidt een groot en een klein kussen. Het wordt gebruikt voor het afglanzen van grote en kleine glansvlekken en het uitstrijken van de voering. Volgens de informant van L 271 is het kussen boon- of eivormig. De informanten van L 265 en Q 197 strijken ook kragen op het perskussen. Zie voor diverse soorten perskussens afb. 19. [N 59, 26a; N 59, 19a; N 59, 19b; N 59, 19e; monogr.]
II-7
|
28920 |
perslap, strijklap |
strijkdoek:
štrikdōk (L428p Born),
strijklap:
štriklap (L428p Born)
|
De perslap is een linnen of katoenen vochtige lap, die tijdens het persen en afglanzen tussen de stof en het persijzer wordt gelegd. Volgens Papenhuyzen III (pag. 8) is het het beste een linnen perslap te gebruiken, omdat deze de stof veel beter afglanst en niet zo vlug doorperst. [N 59, 28; N 59, 20; monogr.]
II-7
|
28900 |
persplank, strijkplank |
persplank:
pēšplaŋk (L428p Born),
strijkplank:
štrikplaŋk (L428p Born)
|
Plank waarop men vorm in de stof of kleren perst. Men kent een grote en kleine persplank. In dit lemma duiden de benamingen op een model grote persplank: meestal ongeveer 50 cm breed en 1 m lang en daarbij 3 à 4 cm dik (Papenhuyzen III, pag. 7). De informant van Q 20 vermeldt dat de persplank een losse plank is om op de kleermakerstafel te leggen. De informant van L 416 merkt op dat de persplank voor grote stukken wordt gebruikt. [N 59, 19a; N 59, 18; N 59, 20; monogr.]
II-7
|
28919 |
persspons |
spons:
špøns (L428p Born)
|
Een spons, lap of een opgerolde prop van stof of anderszins waarmee men de stof bij het persen bevochtigt. De informant van L 330 gebruikte in plaats van een spons een sopper. Dit was een aan één zijde tot handvat bij elkaar geregen linnen perslap. De andere kant van de perslap ø̄sopteø̄ men dan in het water. De informant van L 271 gebruikte een pinsel en lijkt het daarbij over hetzelfde te hebben. Het wordt omschreven als een lap stof van 15x30 cm die tot de helft werd ingeknipt en in stroken van 7 cm werd opgerold en vastgehecht tot handvat. [N 59, 27]
II-7
|
28899 |
perstafel, strijktafel |
strijktafel:
striktǭfǝl (L428p Born)
|
De tafel waarop men strijkt. Men gebruikt de perstafel om de grotere delen als pantalon of overjas op te persen. De perstafel moet gemaakt zijn van een houtsoort die niet splintert, trekt of scheurt. Houtsoorten die erg slecht vocht opnemen, zijn als perstafel ook ongeschikt (Gerritse, pag. 34). De informanten van L 330 en Q 32 strijken ook kragen op de perstafel, omdat zij daar geen apart kragenblok hebben. Zie ook het lemma ɛkragenblokɛ.' [N 59, 18; N 59, 19a; N 59, 19e; monogr.]
II-7
|
18281 |
pet: algemeen |
pats:
gewone vorm met klem tegenwoordig draagt men de alpinomuts, deze wordt petsjke genoemd
patsj (L428p Born)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
petrol (L428p Born)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33569 |
peulerwten |
peulen:
WLD
peul (L428p Born)
|
De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
20572 |
peuzelen |
peuzelen:
peuzelen (L428p Born)
|
peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|