21708 |
rusthuis |
oudemannenhuis:
ouwt-mannehoes (L428p Born)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28553 |
rustperiode in de winter |
winterzit:
winterzit (L428p Born)
|
Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b]
II-6
|
18119 |
ruw |
schraal:
schraol (L428p Born)
|
Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
roew (L428p Born)
|
zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
28655 |
ruwe honing |
voerhoning:
vōrhōneŋ (L428p Born)
|
Raat, broed, stuifmeel en honing vormen tezamen ruwe honing. Deze wordt wel eens als voer voor de bijen gebruikt. [N 63, 115d]
II-6
|
21292 |
ruzie |
ruzing:
ruzing (L428p Born)
|
een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21291 |
ruzie maken |
kakelen:
kakelen (L428p Born)
|
ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24372 |
salamander |
salamander:
saləmander (L428p Born)
|
salamander [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
28591 |
salpeterlap |
salpeterlapje:
salpētǝrlɛpkǝ (L428p Born)
|
Lap gedrenkt in een waterige oplossing van salpeter of nitraatzout. Hiermee bedwelmt men tijdelijk de bijen, zodat men bepaalde handelingen kan verrichten zonder gestoken te worden. Volgens de informant uit L 330 wordt deze lap daar en in de omgeving reeds lang niet meer gebruikt. In plaats van een lap of vod gebruikt men ook een kaart of papier. [N 63, 77b]
II-6
|
21332 |
samenspannen |
heulen:
heulen (L428p Born)
|
samenspannen met iemand [heulen, houden] [N 90 (1982)]
III-3-1
|