18971 |
sober |
sobertjes:
sóberkes (L428p Born)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19736 |
soda |
soda:
sōda (L428p Born),
waspoeder:
wɛšpui̯ər (L428p Born)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
soppevleisj (L428p Born)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18196 |
sok |
sok:
zuk (L428p Born)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
səldô.t (L428p Born)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
səldo.tə (L428p Born),
soldatenvolk:
soldatenvolk (L428p Born)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
21739 |
soorten soldaten |
lijkenpikker:
liekenpikker (L428p Born),
piot:
Van Dale: (gew. en Barg.) infanterist.
piot (L428p Born),
zandhaas:
Van Dale: zandhaas, 2. (spott.) ben. voor infanterist.
zandhaas (L428p Born)
|
welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29065 |
sousbras |
sousbras:
subras (L428p Born)
|
Schuingesneden zemen of gummi lapje, in de armsgaten van japonnen en mantels gedragen tegen het doorzweten in de oksels. [N 59, 132]
II-7
|
34576 |
spaak |
speken:
špęi̯kǝ (L428p Born)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
28418 |
spaarkast |
spaarkast:
spārkast (L428p Born)
|
Soort bijenkast. Volgens informanten is de spaarkast enkelwandig (L 265), een kast met bovenbehandeling (L 333) en zonder binnenbak (L 289). Doordat men de kast enkelwandig maakt, bespaart men hout. [N 63, 9]
II-6
|