e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Born

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stinken stinken: stinken (Born) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stofblik blik: bleek (Born), bleek en böstel (Born), troffeltje: kwispel en truffelke (Born), truffelke (Born) stofblik [DC 15 (1947)] || stoffer en blik samen [DC 15 (1947)] III-2-1
stok of twijg om een kind te straffen wits: wits (Born) een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)] III-2-2
stokvis stokvis: stokvis (Born) bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)] III-2-3
stolpen omdraaien: omdrēǝjǝ (Born) Het machinaal of met de hand aanstikken van belegsels, waarbij gekeerd wordt. [N 59, 60] II-7
stomp staan stomp staan: stomp stǭn (Born) Stomp afwerken van de onderzijde van de raat of raten door de bijen. Deze afstomping wijst erop, dat het bouwen voor het seizoen geëindigd is. Het is een zeker teken van zwermplannen van het volk. [N 63, 16d; N 63, 16c] II-6
stomverbaasd voor pampus: ver pampus (Born) zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4
stootkorf stootkorf: stootkorf (Born) Korf die men aan een soort riek of gaffel omhoogsteekt om moeilijk te vangen zwermen door stoten te kunnen pakken. Wanneer een zwerm zich hoog in een boom heeft genesteld, moet men er met een ladder bijklimmen. Ook probeert men door met zand te gooien, water te spuiten of door lawaai te maken de zwerm een andere aanvliegplaats te doen innemen. [N 63, 86a; N 63, 86b; N 63, 86d; N 63, 83] II-6
stoppelland ploegen belken: [belken] (Born) Na de oogst van een graangewas werkt men het stoppelland oppervlakkig om in voren van 5 ä 10 cm diep. De wortels van de graanplanten worden daarbij losgeploegd en een weinig omgekeerd, zodat ze kunnen uitdrogen, om daarna te worden afgeëgd. Vroeger bewerkte men een stoppelakker met een enkele (eenscharige) ploeg met een "wijd" gezet riester, maar zonder voorschaar en kouter. Later verrichtte men dit werk met een meerscharige ploeg, met de cultivator of met de schijveneg. Van de opgesomde termen zijn er sommige toepasselijk op ondiep ploegen in het algemeen of op een bepaalde methode van ondiep ploegen. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men de lemmata ploegen, ondiep, ondiep ploegen en braakland bewerken. [N 11, 43; N 11A, 109b; JG 1c + 2c; JG 1b add.; A 27, 24b, add.; Lu 5, 24b add.; monogr.] I-1
stoppels stoppelen: stǫpǝlǝ(n) (Born), štǫpǝlǝ (Born) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4