20330 |
vader |
pa:
pa (L428p Born),
pap:
pap (L428p Born, ...
L428p Born,
L428p Born),
papa:
pappa (L428p Born),
vader:
vader (L428p Born, ...
L428p Born,
L428p Born,
L428p Born),
vadər (L428p Born, ...
L428p Born)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)] || vader; ik ga met mijn vader naar het land; volw. [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || vader; ik ga met vader naar het land; ± 10 jaar [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
18949 |
vagebond |
zwerver:
zwerver (L428p Born)
|
een persoon zonder vaste woonplaats en zonder middelen van bestaan, vaak met een slecht gedrag [vagebond, kreugekruier, skoefel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22333 |
vals spel |
vals spel:
valsj spel (L428p Born)
|
Oneerlijk spel, het valsspelen [hernij, aarzak, haarzakkerij, aaszakkerij]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
foetelen (L428p Born)
|
Vals, oneerlijk spelen [stachelen, foetelen, entelen, peuteren, krummelen, onnemen, haarzakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
29067 |
vals splitje |
vals splitje:
valš spletjǝ (L428p Born)
|
Vals plooitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131b]
II-7
|
29036 |
valse glans |
valse glans:
valšǝ glęnž (L428p Born)
|
Valse glans, door persen ontstaan. [N 59, 80b]
II-7
|
22332 |
valsspeler |
valsspeler:
valsj speler (L428p Born)
|
Iemand die altijd vals speelt [aarzak, haarzak, aaszak]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17824 |
vangen |
vangen:
vàngə (L428p Born)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
22625 |
vanger bij krijgertje spelen add. |
aantikken (ww.):
aantikken (L428p Born)
|
De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28629 |
vangtangetje |
koninginnetang:
kø̄neŋenǝtaŋ (L428p Born)
|
Gereedschap dat men gebruikt bij het vangen en vasthouden van een koningin. De informanten van L 289, L 333, L 414 en L 215a vermelden dat ze dit steeds met de vingers doen. [N 63, 101; monogr.]
II-6
|