17853 |
glijden |
sleuren:
sjlēren (L428p Born)
|
Glijden: zich langs en oppervlak gemakkelijk, met zeer weinig wrijving voortbewegen (glijden, slibberen, glissen, schuiven, slifferen, slipperen, schampen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18879 |
glimlachen |
grimslachen:
grimslachen (L428p Born)
|
onhoorbaar lachen door de mond te vertrekken [monkelen, glimlachen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
glimworm:
WLD
glimworm (L428p Born),
lichtkever:
WLD
licht kever (L428p Born)
|
Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18957 |
gluiperd |
gluiperd:
gluiperd (L428p Born),
sluiperd:
schluperd (zn.) (L428p Born)
|
een gluiperig, niet eerlijk persoon [gluiperd, luiperd, kattin] [N 85 (1981)] || gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
gluiperig:
gluiperig (L428p Born),
sluiperig:
schloeperig (L428p Born)
|
gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] || huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
opschieten:
opscheeten (L428p Born)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22657 |
goedkoopste rang in een schouwburg |
uilenkot:
ulekot (L428p Born)
|
De goedkoopste rang in een schouwburg [uilekot]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18954 |
goedzak |
godszak:
godszak (L428p Born)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24958 |
golf |
baar:
baar (L428p Born)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24959 |
golven ww. |
golven:
golven (L428p Born)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|