e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boukoul

Overzicht

Gevonden: 1309
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slecht weer, hondenweer hondsweer: hóndjswèèr (Boukoul), men zou daar nog geen hond door jagen: ⁄n wèèr óm nach gènnen hó.ndj doo.r te jaa.ge (Boukoul), nut (weer): nut wèèr (Boukoul) slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] III-4-4
slechtvalk slechtvalk: sjlechva.lk (Boukoul) valk: slechtvalk (40 grote uitgave van boomvalk [083]; alleen op trek en s winters; vangt grote vogels hoog in de lucht; zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
sleepcultivator, veertandeg cultivator: [cultivator] (Boukoul) Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10] I-2
slekken slekken: šlɛkǝ (Boukoul) Metalen plaatjes of kapjes waarmee men de uiteinden van de berries tegen slijtage beschermt of waarmee men beschadigde berries verstevigt. [N 17, 29 + 99; N G, 59c; JG 1d] I-13
slenteren zobbelen: i.e. treuzelend lopen. B.v. hèè. zoebelde dr achter aan.  zŏĕbele (Boukoul, ... ), zuielen: i.e. kuieren, slenteren. B.v. op zien dooje gemak koom dr aa.ngezuijere.  zuijele (Boukoul, ... ), zuieren: i.e. kuieren, slenteren. B.v. op zien dooje gemak koom dr aa.ngezuijere.  zuijere (Boukoul, ... ) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
slepen met het karbeslag slepen: met˱ ǝt kɛrbǝšlā.x .šlęi̯.pǝ (Boukoul), slepen: šlęi̯.pǝ (Boukoul) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] I-2
sliepuit sliepuit, sliepuit, alle kinderen lachen dich uit: sjlīē.p oe.t, sjlīē.p oe.t, alle kinnjer lache dich oe.t (Boukoul) uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slijkvanger slijkplaat: šlīkplāt (Boukoul) Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e] II-11
slokdarm slokdarm: sjlókde.rm (Boukoul) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1
sluik haar pemelen: piemmele (Boukoul), sluik haar: sjluuk haor (Boukoul), zemelen: zee.mele (Boukoul) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1