32749 |
spitten |
graven:
grã.vǝ (L331b Boukoul),
omdoen:
omdō.n (L331b Boukoul),
omgraven:
om[graven] (L331b Boukoul)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|
21770 |
spreekwoord |
spreuk:
sjpreuk (L331b Boukoul)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uitspraak zoals: "oost, west, thuis, best"? [spreekwoord] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
24249 |
spreeuw |
spraan:
sjprao.n (L331b Boukoul)
|
spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21534 |
spreuk |
spreuk:
sjpreuk (L331b Boukoul)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "oordeel niet, opdat ge niet geoordeeld wordt"? [spreuk] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sjprootel (L331b Boukoul)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24250 |
staartmees |
staartmees:
sjtertmei.s (L331b Boukoul)
|
staartmees (14 klein bolletje met heel lang staartje; maakt bolnest van veertjes en mos [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33928 |
stalband |
stalband:
štalbanjtj (L331b Boukoul)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
20677 |
stamppot |
moes:
Syst. WBD
moos (L331b Boukoul),
stamppot:
Syst. WBD
sjta.mp’pot (L331b Boukoul)
|
Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20757 |
stamppot met stokvis |
boksenstof:
Syst. WBD
bóksesjtóf (L331b Boukoul)
|
Stamppot van aardappelen met stokvis en uien (pratmoes, stieveleknech, kalvètsj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
27329 |
steel |
smikkestek:
šmekǝštɛk (L331b Boukoul)
|
Het doorgaans houten deel van de zweep dat de voerman in de hand houdt en waaraan het zweepsnoer (cf. lemma Snoer) bevestigd is. [N 13, 95a; monogr.]
I-10
|