32958 |
tweede klaveroogst |
tweede snid:
twēdǝ šnē.t (L331b Boukoul)
|
In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c]
I-3
|
20758 |
uienpannenkoek |
ajuinenkoek:
Syst. WBD
oojekook’ (L331b Boukoul)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33788 |
uier |
uier:
yi̯ǝr (L331b Boukoul)
|
Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-12
|
33185 |
uiteen poten |
ver uiteen:
vɛr utęi̯n (L331b Boukoul)
|
De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b]
I-5
|
32709 |
uiteenploegen |
uitereenvaren:
ūtręi̯.nvã.rǝ (L331b Boukoul)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
34349 |
uitslag vertonend |
brandig:
brɛnjex (L331b Boukoul)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|
22343 |
uitsliepen |
sliepuit doen:
sjlīē.p oe.t doo.n (L331b Boukoul)
|
uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|
17705 |
uitwerpselen |
keutel:
keu.tele (L331b Boukoul),
poep:
poep (L331b Boukoul),
stront:
sjtró.ntj (L331b Boukoul)
|
uitwerpselen [N 10c (1961)]
III-1-1
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
flater:
flātǝr (L331b Boukoul)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21387 |
unster |
ponder:
wegen van bv. gra an
punjer (L331b Boukoul)
|
Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|