17703 |
endeldarm |
aarsdarm:
aarsde.rm (L331b Boukoul)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33612 |
erwtenzetter, gereedschap om erwten te zetten |
erwtenpoter:
e.rtepèù.ter (L331b Boukoul)
|
[N 18 (1962)]
I-7
|
20719 |
etensresten |
etensresten:
Syst. WBD
èè.tesreste (L331b Boukoul)
|
Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32843 |
evenaar, tweespanszwenghout |
warshout:
wē̜rshǫu̯t (L331b Boukoul)
|
De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.]
I-2
|
24144 |
fazant |
fazant:
feza.nt (L331b Boukoul)
|
fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33688 |
fijn droog stof |
stuifzand:
štȳfzanjtj (L331b Boukoul)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
24145 |
fitis |
fitis:
fietis (L331b Boukoul)
|
fitis (11 talrijk in boompjes en struiken; zang zacht en zoetvloeiend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18021 |
fluim |
klark:
kla.rk (L331b Boukoul)
|
fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
klarken:
kla.rke (L331b Boukoul)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24147 |
fluiter |
amermusje:
ao.memöske (L331b Boukoul)
|
fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|