24150 |
geelgors |
geelgors:
gèèl goers (L331b Boukoul)
|
geelgors (16,5 bruine stuit; man heeft meer of minder geel aan kop en borst; hele jaar overal buiten stad en dorp te zien; ook veel op trek; bekraste eitjes; roep [tsp]; zang eenvoudig [ti-ti-ti-ti-...du]; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32746 |
geerakker |
geer:
gēr (L331b Boukoul)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
17834 |
geeuwen |
gapen:
gaa.pe (L331b Boukoul)
|
gapen [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20692 |
gehakt |
gehakt:
Syst. WBD
gehak (L331b Boukoul)
|
Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17621 |
gehemelte |
gehemelte:
gehee.melte (L331b Boukoul),
raak:
raa.k (L331b Boukoul)
|
gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17960 |
gehurkt zitten |
op het hukje zitten:
op t hūū.kske zitte (L331b Boukoul)
|
hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20671 |
geitenmelksepap |
geitenmelkspap:
Syst. WBD
gei.temèlkspap’ (L331b Boukoul)
|
Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20690 |
gekookte hersens |
frikadellen:
Syst. WBD
frikkedel’ (L331b Boukoul),
gekookte harren:
Syst. WBD
gekoa.kte herre (L331b Boukoul)
|
Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24151 |
gekraagde roodstaart |
roodstaartje:
roodsjtert, roodsjtertje (L331b Boukoul)
|
gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17580 |
gekruld haar |
krulhaar:
kró.lhaor (L331b Boukoul)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|