e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boukoul

Overzicht

Gevonden: 1309
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hurken (zich) hukken: zcih hōē.ke (Boukoul, ... ), zich hōē.ke (Boukoul), op het hukje gaan zitten: op t hūū.kske gao.n zitte (Boukoul) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
ijspegel ijskegel: (soms).  īēskèègel (mv.) (Boukoul), ijskiekel: īēskèèkel (mv.) (Boukoul), ijspin: (minder).  īēspin (mv.) (Boukoul) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijsvogel ijsvogeltje: īē.sveu.gelke (Boukoul) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijzel, bevroren neerslag ijzel: īēzel (Boukoul) ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: īēzelen (Boukoul) ijzelen [N 22 (1963)] III-4-4
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Boukoul) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
in de moestuin werken hovenieren: hōͅvənēre (Boukoul) [N P (1966)] I-7
in de schil gekookte aardappelen aardappelen met de jas aan: Syst. WBD  èè.rpele mitte jas aan (Boukoul) In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)] III-2-3
ingewanden darmen: derm (Boukoul) ingewanden [N 10a (1961)] III-1-1
inkappen, eerste slagen maken met de zicht aanmaaien: ān[maaien] (Boukoul) De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f] I-4