17721 |
loeren |
loeren:
lōē.re (L331b Boukoul)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17688 |
long |
long:
lóng (L331b Boukoul)
|
long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
33679 |
loodzand |
loodzand:
lōtzanjtj (L331b Boukoul)
|
De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17]
I-8
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladen:
blāi̯ǝ (L331b Boukoul)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
20132 |
loops |
loops:
luip.s (L331b Boukoul),
løͅi̯ps (L331b Boukoul)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
17817 |
lopen |
lopen:
B.v. hèè löp eu.ver de sjtraot.
lau.pe (L331b Boukoul)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33729 |
losse paal met draad |
poort:
port (L331b Boukoul),
varen:
vā.rǝ (L331b Boukoul)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
trog:
trǫa.x (L331b Boukoul)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
lóchpīē.pe (L331b Boukoul)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
luns:
lø̄ns (L331b Boukoul)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|