e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boukoul

Overzicht

Gevonden: 1309
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk kuiken haantje: hē̜nkǝ (Boukoul) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
manziek heet: hei.t (Boukoul), hitsig: hètsig (Boukoul) manziek [heet] [N 10C (zj)] III-2-2
marmeren beeld beeld: ⁄n ma.rmele beeld (Boukoul) Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2
mathaak pik: pek (Boukoul) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
meer dan een spade diep spitten riolen: riōlǝ (Boukoul  [(drie voren diep - de tweede voor werd telkens met de ploeg gedaan)]  ) Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.] I-1
meerkoet koet: kōē.t (Boukoul) meerkoet (38 witte bles en bek; niet zo algemeen; niet op kleine watertjes; meestal met velen bijeen; roep keffend [N 09 (1961)] III-4-1
mekkeren mekkeren: mɛkǝrǝ (Boukoul) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12
melkafromer centrifuge: sɛntǝrfy (Boukoul) De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.] I-11
melkgift van de zeug zok: zǭ.k (Boukoul) [N 19, 20] I-12
melktanden melktanden: mè.lktenj (Boukoul) melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)] III-1-1